Inleiding
“Het valt ons op dat onze kinderen met TOS vaak struikelen, vallen of motorisch onhandig zijn”. Dit soort observaties en de wens voor meer houvast bij eventuele doorverwijzing naar fysiotherapie hebben geleid tot het MOTOS-onderzoek. Bij 110 peuters in groepsbehandeling bij de NSDSK hebben we de motorische ontwikkeling getest en uitgevraagd bij behandelcoördinatoren. Daarnaast zijn de testscores van de Schlichting, SON-R en PPVT-III opgevraagd en de dossiers doorgelezen met focus op motorisch mijlpalen, mond- en spraakmotoriek. Hiermee brengen we de prevalentie van motorische problematiek bij peuters met TOS in kaart met behulp van de Movement-ABC. Daarnaast kunnen we achterhalen of bepaalde motorische problemen samenhangen met een bepaalde taalproblemen.
Inhoud
Uit eerder onderzoek is bekend dat motorische problematiek vaker voorkomt bij kinderen met TOS dan bij hun leeftijdsgenoten. Er is nog weinig bekend over hoe dit in de Nederlandse situatie in de Vroegbehandeling is. In onze presentatie vertellen we meer over wat er al bekend was en over de bevindingen van het MOTOS-onderzoek. Samen denken we na over of zij motorische problemen bij kinderen met (een vermoeden van) TOS herkennen en of zij ideeën hebben over de samenhang met taal. Hoe zouden we in de praktijk kunnen insteken op zowel de motoriek als taalontwikkeling.
Toepasbaarheid
Na deze parallelsessie hebben participanten kennis opgedaan over grove en fijne motorische problematiek bij peuters met TOS en de prevalentie bij kinderen in Vroegbehandeling en de samenhang met taalbegrip en/of taal productie. Daarnaast kunnen ze de eerstvolgende werkdag met hun collega’s kennis delen en de brainstorm vervolgen. Deze sessie draagt bij aan het herkennen van de motorische problematiek bij kinderen met (een vermoeden van) TOS.
Doelgroep
Alle professionals en onderzoekers die in de praktijk werken met (jonge) kinderen met TOS. Geen voorkennis vereist.
Verbinding met thema
In deze presentatie pleiten wij voor een multidisciplinaire samenwerking (tussen gedragswetenschappers, pedagogische begeleiders en fysiotherapeuten) om de ontwikkeling van een kind met (een vermoeden van) TOS zo optimaal mogelijk te kunnen stimuleren.